De kreeft en de steur

Wekelijkse serie over het verdrijven van de tijd.

Het aquarium van de fietsenmaker staat achterin het souterrain. ‘Jaren geleden voor een fiets geruild. ´t Is een koud zoetwateraquarium. De meeste mensen hebben een tropisch aquarium, die willen pronken met die kleuren. Ik probeer een gracht na te bootsen. Vandaar die schoorsteenpijp en die bierdop. Dat muuranker is ook authentiek. Ik heb een steur, een baars, een blei, twee goudwinden, twee voorns, twee zonnebaarzen, een kreeft en een mossel.’

Hij draagt een zwarte overall en een boerenzakdoek om zijn nek. Kanker aan zijn strottenhoofd, vijf jaar terug. Door de bestraling zijn z´n stembanden beschadigd. Nu heeft hij een pijpje ter grootte van zijn wijsvinger voor extra zuurstof. Je hoort het klepje open en dicht gaan als hij praat.

‘Die kreeft is echt een gek beest. Al die pootjes en gewrichtjes. Zie je wat-ie nou aan het doen is? Hij pakt wat met z´n poten, brengt het naar voren, met z´n kleine knijpertjes, en dan nemen z´n voorste pootjes het weer over.’

‘Dat een zonnebaars zich uitrekt om te geeuwen, wist jij dat? En dat een mossel zich verplaatst?’

‘´t Is altijd afwachten of ze het met elkaar kunnen vinden. De zonnebaarzen zijn dominant, maar dat zie je pas na een tijd. De kreeft en de steur hebben problemen. Soms wil die steur door de schoorsteenpijp, en daar zit die kreeft vaak in. Dat ziet die steur niet, want volgens mij is-ie blind. Dan heb je een conflict. Die steur kan zich niet omdraaien in die pijp, dus moet-ie achteruit zwemmen. Eén keer heeft de kreeft ´m gegrepen. Daarom mist-ie een stukje van z´n staart.’

Het afgelopen jaar is hij naar vijf begrafenissen geweest. Een motormaatje, een vriend die altijd op de zaak kwam passen als hij de deur uit was. Een paar hadden kanker, één pleegde zelfmoord. ´t Is de generatie, denkt hij. Hijzelf is genezen verklaard, al mag hij niet veel meer van de dokter. ‘Feestjes zijn toch niet meer leuk, met die stem. Maar wat nou als je een half jaar langer leeft, en dat halve jaar chagrijnig bent? Ik rook af en toe, ik drink een biertje. Misschien loop ik morgen onder een tram. Je weet het niet.’

‘Ik heb het aquarium van mijn woonkamer hier naartoe gehaald. Reparaties voer ik uit zonder denken. Als ik een fiets aan de kabels hang, zo, kan ik met een half oog naar die beesten kijken.’

‘Ze zijn lekker stil. Je kunt een beetje nadenken over hoe ze zich gedragen. Dat een zonnebaars zich uitrekt om te geeuwen, wist jij dat? En dat een mossel zich verplaatst. Hoe doet-ie dat? En die kreeft, heeft die nou kieuwen of longen? Daar ben ik nog steeds niet achter.’

‘Hij groeit. Ik heb ´m nou tweeënhalf jaar en hij heeft zich twee keer verschaald. Dan trekt-ie zich met z´n pootjes, z´n scharen, z´n voelsprieten en z´n ogen achterstevoren terug uit z´n oude schaal. Volgens mij doet-ie dat ´s nachts. Ik heb ´m wel ´s midden in de nacht met een zaklamp staan bekijken. Maar ik heb het ´m nog nooit zien doen.’