Elvis uit de stomerij heeft een ongeluk gehad. Maar dat is nog niet het ergste.
Vandaag zag ik Elvis weer. Elvis is de negentienjarige zoon van Mexicaanse immigranten die in een klein stomerijtje op de hoek van Sunset Boulevard staat te dromen. Van een reis naar Japan, van een reis de ruimte in, als het maar ver, ver weg is van de hitte en de smog van Los Angeles. En ver weg van de stomerij zonder airconditioning, waar hij de deuren elke dag voor zonsopgang opent en na zonsondergang sluit.
Ik heb je lang niet gezien, zeg ik. 'Dat klopt', zegt Elvis. 'Ik heb een auto-ongeluk gehad.' Op de snelweg was iemand op hem ingereden. Het betekende het eind van de Honda waar hij zo trots op was, een oud wrak dat hij eigenhandig had opgeknapt en waar hij op de illegale dragracebaan mee had willen racen. Hij had er een
lowrider van gemaakt, zwart met rode onderdelen. Alleen de vering ontbrak nog.
Elvis had een maand in bed gelegen met pijn in zijn nek. Een bevriende buurtdokter, die begrip had voor het feit dat niemand in Elvis’ familie verzekerd is, had hem behandeld. Elvis moest elke dag een brace dragen. 'Vandaag heb ik hem thuisgelaten', zegt hij. 'Het is hier al zo warm.' Nu is hij in een rechtszaak verwikkeld tegen de automobilist die hem had aangereden. Een blanke man, voor wie Elvis weinig genade heeft. 'Eerst dacht ik: als hij arm is, wil ik hem niet teveel geld afhandig maken. Maar hij had niet eens gevraagd hoe ik me voelde. Later hoorde ik dat hij de schuld op mij probeerde te schuiven. Toen zei ik tegen m’n advocaat: haal er maar uit wat eruit te halen valt.'
Hij hoopt op een maand gederfde inkomsten. 'Dat is misschien wel duizend dollar. En mijn auto was vijfhonderd waard.' Het geld wil hij opzij zetten voor een opleiding tot monteur.
Hij hoopt op een maand gederfde inkomsten. 'Dat is misschien wel duizend dollar. En mijn auto was vijfhonderd waard.'
'Het zijn zware tijden voor mijn familie', zegt Elvis. Gisteravond, vlak voordat hij naar bed wilde gaan, kreeg hij een telefoontje. Zijn broertje was neergeschoten.
Maar zijn ongeluk was nog niet het ergste, zegt Elvis. 'Het zijn zware tijden voor mijn familie.' Gisteravond, vlak voordat hij naar bed wilde gaan, kreeg hij een telefoontje. Zijn broertje was neergeschoten. Drie huizen verder, op straat, een drive-by shooting. Elvis rende naar buiten. 'Toen ik hem daar zag liggen, in een plas bloed… ik dacht dat ik een hartaanval kreeg', zei hij. 'Ik bleef wel vijf minuten stilstaan.' Elvis had zijn T-shirt uitgetrokken om het bloeden te stelpen. Daarna rende hij weer naar binnen om een nieuw aan te trekken. 'Ik loop niet graag zonder T-shirt rond', zegt hij. Hij draait verlegen met zijn dikke lijf.
De ambulance was snel ter plekke. Even later kwam ook de politie. Die had gezegd dat dit het werk van gangsters was. En dat er de laatste tijd in hun buurt veel meer werd geschoten dan vroeger. 'Mijn broertje wilde niet luisteren', zegt Elvis. 'Mijn moeder, mijn broers en ik hebben zo vaak gezegd dat hij ‘s avonds niet de straat op moet gaan. En dat hij die grote witte t-shirts niet moet dragen, omdat hij daarmee op een gangster lijkt. Waarschijnlijk dachten ze dat hij iemand was op wie ze wraak wilden nemen.'
Hij hoopt dat zijn broertje van de schietpartij leert. 'Hij is zestien, hij heeft nog een leven voor zich. Ik hoop dat hij inziet dat hij zijn school moet afmaken.'
Opeens zie ik hoe moe Elvis eruitziet. 'Ik heb de hele nacht geen oog dichtgedaan. Ik bleef maar denken aan hoe hij daar lag.' Vanavond gaat hij naar het ziekenhuis. Zijn broertje is drie keer geraakt, twee keer in zijn been, een keer in zijn bil. 'Dat is natuurlijk wel grappig', zegt Elvis. Hij lacht flauw. 'Nou ja, ik probeer er maar de grap van in te zien. Ik ben benieuwd hoe hij eraan toe is. Misschien loopt hij de rest van zijn leven mank.'