Elvis, de Mexicaanse jongen uit de stomerij op de hoek, onthult zijn droom.
Elvis wil naar Japan. Daar komen zijn Playstation-helden vandaan: Inuyasha, het meisje dat door de tijd reist, en Initial D, een tofukoerier die zich ontpopt tot straatracer. Internet heeft Elvis thuis niet, maar op dvd’s heeft hij gezien hoe mooi het is in Tokyo en Okinawa. Het moet de eerste vakantie van zijn leven worden.
Ik ken Elvis sinds ik in Los Angeles woon, zo’n tweeënhalf jaar. Hij werkt in een stomerijtje op Sunset Boulevard. Vuile kleren neemt hij in ontvangst, schone kleren hangt hij in alfabetische volgorde aan draaiende rekken. De rest van de dag brengt hij door achter zijn Playstation unit. Negentien is hij, een oversized jongen in oversized kleren. Onze conversatie was meestal beperkt.
Tot ik een paar maanden geleden een jasje kwam wegbrengen en hij losbrandde. ,,Ik wil hier weg”, zei hij, ,,dit is geen werk.” Elvis was elf toen hij in de stomerij begon. Op zijn zestiende werd hij van school getrapt omdat hij te veel spijbelde, ‘de stomste beslissing van mijn leven’. Sindsdien werkt hij zes dagen in de week, van zeven uur ‘s ochtends tot acht uur ‘s avonds. Onbetaald, want het bedrijfje is van zijn ouders en die kunnen de huur niet betalen zonder zijn hulp.
Vijfentwintig jaar geleden zijn ze uit Mexico naar Los Angeles gekomen, na drie dagen lopen door de woestijn. Elvis’ moeder was zeventien en zwanger van haar eerste zoon. Ze gunde haar kinderen een beter leven. In LA kreeg ze nog vier zoons. De oudste richtte zijn eigen gang op toen hij tien was. De tweede wilde ook niet deugen. De derde doet het beter, heeft een winkel in auto-onderdelen. De vierde is Elvis. ,,En ik ben de enige die zich zorgen maakt over mijn jongste broertje.”
Het gezin woont in een buurt in South Central die Elvis beschrijft als ‘veel zwarten, veel latino’s, maar ook een paar blanken, dus het valt nog mee’.
Het gezin woont in één huis met twee slaapkamers en een hok voor de pitbull buiten, in een buurt in South Central die Elvis beschrijft als ‘veel zwarten, veel latino’s, maar ook een paar blanken, dus het valt nog mee’.
Japanners zijn er niet in South Central. Little Tokyo is maar een kwartier rijden van de stomerij, maar daar is Elvis nooit geweest. Hij spreekt over Japan als een mythisch oord, waar hij ooit, in de verre, verre toekomst, terecht zal komen. Tegen mij en tegen andere klanten fantaseert hij erop los.
Hij weet dat het duur gaat worden. Volgende week gaat hij solliciteren voor een baan als monteur. Daar betalen ze het minimumloon. Misschien kan hij in de avonduren een cursus Japans doen. Hij heeft al een boek grammatica in huis.
Als ik het jasje de volgende week kom ophalen, staat hij weer achter de toonbank. Zijn plan heeft wat vertraging opgelopen. Voor het monteursbaantje dat hij op het oog had, moest hij een opleiding hebben. Hij is ervoor aan het studeren op zijn vrije zondagen. Een paar weken later kom ik weer langs. ,,Hoe gaat het met je Japan plan?” vraag ik. Niet zo goed, antwoordt Elvis. De monteursopleiding is duurder dan hij had gedacht. Hij moet er een baantje bij nemen. Misschien kan zijn jongste broertje zijn werk in de stomerij overnemen. Die mag wel wat harder werken, vindt Elvis. Hij spijbelt van school en loopt in merkkleren die hij helemaal niet kan betalen. Het laatste nieuws: Elvis’ jongste broertje is van school getrapt omdat hij te veel spijbelde. Een paar dagen later is hij gearresteerd voor winkeldiefstal. Nu zit hij in de jeugdgevangenis. ,,Nou ja, hij heeft het aan zichzelf te danken,” zegt Elvis. Hij neemt mijn zomerjurkje aan. Japan is verder weg dan ooit.